Interview Frans Prins

Frans Prins, nieuwe voorzitter Unilever APF: 

 

“Mijn manier van aanpakken is zowel Rotterdams, Amsterdams als Haags”

 

Frans Prins (1956) is op 1 januari 2019 gestart als de nieuwe onafhankelijk voorzitter van de Raad van Bestuur van het Unilever APF. We vragen hem welke kennis hij meeneemt, welke uitdagingen hij ziet en wat zijn eerste indruk is.

Je bent net gestart als onze nieuwe voorzitter. Wat heb je hiervoor zoal gedaan?

Het eerste deel van mijn loopbaan heb ik gewerkt bij de vakcentrale CNV, bij de Rijksoverheid en in de zorgsector. Daar maakte ik kennis met de hoofdrolspelers in de pensioenwereld: werkgevers en werknemers, en ook met het politieke aspect.

Twintig jaar geleden startte ik in de pensioenen. Ik was onder meer directeur van de belangenbehartiger van ondernemingspensioenfondsen – het pensioenfonds van Unilever was een van de leden. Ook was ik directeur van verschillende pensioenfondsen. Verder heb en had ik diverse (neven)functies in de pensioenwereld.

Je hebt dus ruime ervaring in deze sector. Welke specifieke kennis neem je mee?

Vanuit mijn laatste functie als directeur van het pensioenfonds voor de sociale werkvoorziening (PWRI) weet ik hoe belangrijk aanvullend pensioen kan zijn. De doelgroep van PWRI bestaat uit mensen met een arbeidsbeperking. Daar leerde ik dat een (klein) aanvullend pensioen een groot verschil kan maken. Bij dat fonds leerde ik ook het belang van doelgroepgericht communiceren en goede uitvoering.

Wat is je eerste indruk van het Unilever APF?

De eerste indruk is goed. Het fonds zit degelijk in elkaar, er is goed over nagedacht en de mensen zijn prettig om mee samen te werken. Ik ga nu mijn tijd nemen om in gesprekken en vergaderingen tot verdere inzichten te komen, bijvoorbeeld over welke interne en externe ontwikkelingen er spelen.

Welke uitdagingen zie je deze eerste voorzittersperiode op je afkomen?

Aan de ene kant zijn wij terecht druk met going concern, dus het ‘huis’ op orde houden. Aan de andere kant moet er veel aandacht zijn voor toekomstige ontwikkelingen en onze strategie. Bij dat laatste denk ik aan de discussie over het Nederlandse pensioenstelsel maar ook aan de relatie met zowel Unilever als onze deelnemers en pensioengerechtigden. Daarbij vind ik participatie belangrijk. “Een organisatie zonder participatie geeft frustratie”, hoorde ik David van Reybrouck, auteur van het prachtige boek ‘Congo’ recent nog zeggen. Een uitspraak om over na te denken én te onthouden.

Wat vind je belangrijk naast het werk?

Ik hecht veel waarde aan het familieleven. Toen wij kinderen kregen, ging ik een dag in de week minder werken – ook al werd gezegd dat dat in mijn functie niet kon. En nu wij een kleinkind hebben, maak ik daar ook een dag in de week voor vrij. Daarnaast vinden mijn vrouw en ik het belangrijk om voldoende tijd voor elkaar en voor onze ouders te hebben, die wat verder weg wonen.

Verder houd ik van cultuur, ik ga graag naar musea. En ik loop hard, normaal twee keer per week maar momenteel train ik drie keer per week. De CPC (City Pier City-loop) in Den Haag staat weer bijna voor de deur!  

Tot slot: hoe ga je het voorzitterschap aanpakken?

Ik vind het belangrijk om een duidelijk beeld te hebben van waar je wilt staan als fonds, nu en over vijf jaar. Mijn aanpak daarbij is om te beginnen Rotterdams: oplossingsgericht aan de slag gaan. Tegelijk is er de Amsterdamse inslag, dus veel gesprekken voeren en analyseren. En de Haagse invloed is dat ik bij belangrijke zaken draagvlak zoek.